Je leert steeds meer bij

Soms moet je als huisarts direct handelen en is het fijn als dat dan ook lukt. Zo had ik een oude dame in de praktijk die aangaf dat ze opeens minder kon zien. Ze zag haar zus met wie ze woonde niet meer scherp. Vanwege de verdenking op een netvliesloslating liet ik haar meteen komen en inderdaad ze zag nog maar 50%. En dan is het zo fijn dat ze diezelfde dag door de oogarts kan worden gezien.

Dit activisme zie ik ook terug bij de Raad voor gezondheid en samenleving (RVS), waaraan ik af en toe mee mag denken. Deze raad geeft een aantal keer per jaar zeer relevante adviezen over allerlei zaken in zorg en samenleving. Recent verscheen nog een essay met als titel: passende zorg is inclusieve zorg, waarbij gewezen wordt op een toename van gezondheidsverschillen bij een toename van diversiteit in de maatschappij. Ik ben altijd weer aangenaam verrast als er een dergelijk advies op de mat valt. 

Over post gesproken, een paar dagen later zag ik een stekelig briefje van de oogarts: deze patiënt die met spoed gezien moest worden ziet prima, niks aan de hand. Huh dacht ik. Hoe dan? Datzelfde dacht ik ook op het jaarcongres van de RVS, waar ik deze maand was. Daar werd in het kader van diversiteit benoemd dat we op zoek moeten gaan naar “de nieuwe riolering”. Dit naar aanleiding van het historische feit dat in London in de 19e eeuw bleek dat de grootste factor in het verbeteren van de gezondheidstoestand van de bevolking de aanleg van riolering was. In een recent rapport van de gezondheidsraad wordt aangegeven dat de bijdrage van de gezondheidszorg aan ervaren gezondheid slechts 11% bedraagt. Het is dus heel goed dat we als huisartsen verder kijken dan onze neus lang is. Spreker op het congres was Sir Michel Mormat, die 10 jaar geleden al de Marmot principes beschreef voor een eerlijk en gezond leven. De principes variëren van een goede start voor elke kind naar goed onderwijs, werk en inkomen en gezond leven.  Zie deze link voor een kort interview met hem. Het geeft maar weer eens aan dat het goed is dat we als huisartsen de context betrekken. 

Terug naar mijn patiënt. Ik dacht ik bel toch eens even met mevrouw over deze wonderbaarlijke genezing van haar ogen.  Ze was het alweer bijna vergeten. Ze zei: “Het was al snel duidelijk: ik had de bril van mijn zus op. Daardoor zag ik slecht” 

Je raakt nooit uitgeleerd.

Light

Ik moest er aan denken toen ik vorige week op het Lovah congres een spreker hoorde die over giftige planten, dieren en paddenstoelen sprak. Het was erg interessant. Ik zag slangenbeten, grote blaren en wonden die de kroketconsumptie in de lunch daarna zeker zullen hebben gehalveerd. De spreekster had het bij herhaling over Laulier, terwijl op de dia toch duidelijk Laurier stond. Aan de huisarts in opleiding naast me vroeg ik: zegt ze nou Laulier? Ja zei hij met een blik van  “apart he?” Ik droomde direct weg naar mijn tijd in Tanzania waar het verwisselen van de R en de L zeer gewoon was. Zo werd ik steevast door een deel van de verpleging Dokter Lob genoemd. In het begin corrigeerde ik dat nog wel eens en gaf aan dat het Rob was. Ja, inderdaad was het antwoord: Lob. Al snel ben ik erover opgehouden, want hier lag een verschil in het spraak- en taalcentrum. In het Afrikaanse ziekenhuis hadden we een schoenmaker in dienst. Hij heette Vincent. Vincent had al sinds zijn jeugd de pech Lepra te hebben, wat betekende dat hij een groot deel van zijn vingers en tenen miste. Hij was een vrolijke man die, ondanks zijn handicap, van oude autobanden sandalen maakte voor de lepra patiënten in en om het ziekenhuis. Op een dag zag ik hem bezig naast de lepra afdeling en had hij de zolen van de sandalen alvast uitgesneden en gesorteerd. Naast elkaar lag een rijtje sandalen waarop een letter R geschreven stond en ernaast een rijtje met een L. Slim om de Engelse afkorting te nemen want in het Swahili beginnen links en rechts allebei met een K. Echter op de rechter sandalen stond een L en op de linker een R. Maar Vincent zei ik, je hebt links en rechts omgewisseld. Vincent keek nog eens goed en schudde zijn hoofd. Nee hoor zei hij en hij wees naar de sandalen: deze hier zijn Reft en deze Light. Ik dacht: nu uitleg geven is desastreus voor een werkend systeem en ik leerde dat je vooral geen oplossing moet bieden als er geen probleem is.

Denk vooruit! Hoe gaan we hybride werken?

Een jaar of vijf geleden wilde ik graag met mijn vader mee naar het bezoek aan de specialist, maar ik zat zo vast in mijn praktijk dat ik mijn broer gevraagd heb met hem mee te gaan. Achteraf dacht ik: waarom heb ik tijdens het consult niet via facetime ingebeld om zo deel te nemen aan gesprek?

Het afgelopen jaar hebben we gezien dat digitaal werken en vergaderen prima kan. Natuurlijk heeft het nadelen zoals het ontbreken van informele momenten, koffiehoekgesprekken en snelle vraag- en antwoordsituaties. Maar er zijn ook zeker voordelen zoals het ontbreken van reistijd en het samen brengen van mensen die anders niet zo snel bij elkaar te brengen waren. In het verleden had ik in Utrecht wel eens een overleg met iemand die speciaal daarvoor uit Maastricht of Groningen kwam. Hoe zal dat in de toekomst gaan? 

Waar we nu nog wel erg vanuit gaan is dat we spreken over een fysieke vergadering of een digitale. Ik denk dat we na de corona tijd naar nieuwe hybride vormen toegaan. Bijeenkomsten waar een deel van de aanwezigen fysiek bij elkaar is en een ander deel digitaal. Denk aan een onderwijsgroep,  waarbij een deelprogramma wordt verzorgd door een externe docent die een digitale bijdrage levert. Denk ook aan de huisarts die met een patient op het spreekuur praat, terwijl een of meer naasten van de patient digitaal meedoen. Of de situatie waarin de huisarts en patient samen zitten, terwijl de medische specialist digitaal aanschuift. We hebben geleerd dat het kan, nu is het zaak om het geleerde in de praktijk te brengen.

Maar hoe zorg je ervoor dat er een gelijkwaardige mogelijkheid is voor alle fysieke en digitale aanwezigen om aan het gesprek deel te nemen. Voor mij is een voorwaarde dat alle betrokkenen goed voor elkaar te zien- en te horen zijn en dat je degene die aan het woord is kunt aankijken.

Dat vraagt meer dan het voor de groep zetten van een mobiel of laptop met Zoom, de digitale deelnemers willen de fysieke deelnemers goed zien en horen, maar elkaar ook. Dit vraagt om andere technologie dan we nu gebruiken en afspraken over hoe die te gebruiken. Ik vraag iedereen die goede voorbeelden kent of ze misschien al gebruikt om het te delen. Of het nou uit het onderwijs is, uit het bedrijfsleven of de gezondheidszorg: heb je een idee of een waardevolle link: deel het! Stuur je reactie naar r.f.dijkstra@amsterdamumc.nl

Meer zelfzorg komt ook alleen samen

Tijdens de Coronapiek bleven patiënten met lichte gezondheidsklachten massaal weg uit de huisartspraktijk. Hun vermogen om een groot deel van deze milde problemen zelf op te lossen bleek groot. Wat is de betekenis hiervan en welke kansen liggen hier voor zorgverlener en patiënt?

“Ik heb vandaag voor het eerst sinds maanden weer een patient met een schaafwondje gezien” zei mijn doktersassistent. Voor lage rugklachten, diarree, huidafwijkingen en andere klachten die vaak vanzelf overgaan was het aantal contacten fors lager dan normaal. Niet in de laatste plaats omdat we de deur op slot deden en via affiches en website aangaven ons vooral op corona te richten. Maar ook omdat patiënten niet snel contact opnamen uit angst om het virus op te lopen.

We willen als huisartsen graag laagdrempelig toegankelijk zijn voor alle gezondheidsklachten van alle mensen en de vraag is op welke manier we daar het beste invulling aan kunnen geven bij een groeiende vraag naar zorg. Als we die in de komende jaren het hoofd willen kunnen bieden dan zal er bij de verschuiving van tweede lijn naar eerste lijn, ook een verschuiving van eerste lijn naar zelfzorg en preventie van zorg plaats moeten vinden. Gedurende de crisisperiode van de laatste tijd hebben we kunnen zien dat de verschuiving naar zelfzorg mogelijk is, waarbij we zeker oog moeten hebben voor onterechte uitgestelde zorg die gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. 

Er ligt hier een kans voor zorgverleners om daadwerkelijk de juiste zorg op de juiste plaats te kunnen bieden en overdiagnostiek en overbehandeling terug te dringen. 

Wat kunnen we hier zelf aan doen?

  • Ons digitale zorgaanbod vergroten door naast de al bestaande zorg door laagdrempelig contact via e-consult en videobellen te stimuleren.
  • Door relevante Thuisarts pagina’s te mailen naar de patiënt na een telefonisch of e-mail contact. Deze handige functie staat bovenaan iedere Thuisarts pagina. Als we patiënten met lage rugklachten vragen op Thuisarts.nl te kijken dan zal een geringer aantal patiënten op het spreekuur komen. Ik heb meerdere malen meegemaakt dat een patiënt een al gemaakte afspraak hierom afzegde. En wellicht zal deze patiënt bij een volgende klacht eerst op Thuisarts.nl kijken om te zien wat hij zelf kan doen en bij welke verschijnselen wel contact nodig is.  De insteek moet niet van afhouden en ‘zoekhetzelfmaaruitmanagement’ zijn, maar vanuit de coachende rol van de huisarts komen die daarmee de juiste zorg op de juiste plek probeert te geven. De patiënt wordt actief aangemoedigd en op weg geholpen naar relevante en goed te begrijpen informatie. Huisarts en patient kunnen dan samen beslissen welke vorm in welke situatie het meest passend is. 
  • Triage zou meer dan het bepalen van het toestandsbeeld en het indelen naar (zelf)zorgkunnen verschuiven naar een advies over de juiste (zelf)zorg, afhankelijk van het probleem en van de context van de patiënt. Doktersassistentes en triagisten zijn zeer goed in staat om deze coachende rol samen met de huisarts op te pakken. 

Als we patiënten met eenvoudige problematiek zo adequaat kunnen helpen, hebben we meer tijd voor de complexere problematiek die toenemend van ons gevraagd wordt. 

Het nieuwe normaal in de huisartsenpraktijk: nu doorpakken

De afgelopen tijd heb ik samen met mijn collega (huis)artsen ervaren dat we prima in staat zijn om meer zorg op afstand kunnen leveren. Zo nam het aantal e-consulten toe en werd meer zorg geleverd via belafspraken en via videoconsulten. Hoe maken we dit onderdeel van onze routines?

Naast het feit patiënten doorkregen dat je voor aandoeningen die in de meeste gevallen vanzelf overgaan zijn niet naar de huisarts hoeft, zorgde zorg op afstand voor meer rust in de wachtkamer en lagere besmettingsrisico’s. Nu het stof neer begint te dalen valt mij op dat veel patiënten terugkeren naar het oude patroon, bellen voor een spreekuurafspraak of, zoals mijn doktersassistent zei: de eerste mensen met een beetje hoofdpijn of een beetje diarree melden zich weer. En met de patiënten neigen ook veel huisartsen weer terug naar hun oude patroon. En dat zou volgens mij een gemiste kans zijn op het inzetten en borgen van innovatie in de praktijk.

Er zijn twee al bestaande innovaties die voor het oprapen liggen als het gaat om grootschalige implementatie en waar nu het momentum voor is: digitaal communiceren met de praktijk en videobellen. Beide zorgen voor flexibiliteit in het zorgaanbod voor patienten. De patiënt dient de mogelijkheid te hebben om op een veilige manier via internet een afspraak te maken, te chatten of een vraag aan de huisarts te stellen op het moment dat het de patiënt uitkomt. Het is ook een goede stap op weg naar online inzage in het dossier en de persoonlijke gezondheidsomgeving, het PGO. Veel praktijken bieden al een patiënt portaal aan, maar het gebruik ervan is nog beperkt en bij veel collega huisartsen merk ik koudwatervrees. 

Een videobelfaciliteit zou op elke spreekkamer beschikbaar moeten zijn. Niet alleen om met een patiënt te kunnen beeldbellen, maar ook een bespreking te houden met een wijkteam, of een meedenkconsult samen met de patiënt en een medisch specialist. Wie denkt dat dit forse investeringen in apparatuur en ICT vereist vergist zich. Met een webcam op de computer, maar ook met eigen smartphone, ipad of laptop kan videobellen veilig plaatsvinden. 

Waar het vaak aan ontbreekt is het gevoel van urgentie, motivatie en vooral een goed implementatieplan. De urgentie was en is er, de motivatie is hopelijk blijvend door positieve ervaringen van de laatste tijd. En voor een plan van aanpak in de praktijk heb je kartrekkers nodig. Deze dienen goed geïnformeerd te zijn over de mogelijkheden en de praktijkmedewerkers te kunnen meenemen in de plannen, waar nodig workflows en agenda indelingen reorganiseren, communicatie met patiënten organiseren en ervoor zorgen dat de innovaties vast onderdeel worden van de nieuwe routines in de praktijk. De tijd is rijp om dit met elkaar, zorgverleners en patienten, te organiseren.  

Rob Dijkstra

Laagdrempelige en toegankelijke huisartsenzorg dichtbij

Huisartsen zijn erg druk met Corona, maar in veel praktijken kon je de afgelopen weken een kanon afschieten. Het aantal mensen dat contact met de praktijk opneemt voor niet Corona gerelateerde klachten is veel kleiner dan normaal. Een groot aantal huisarts waarnemers zit thuis zonder werk. Uit gesprekken met oudere patienten blijkt dat juist zij erg angstig zijn voor het virus is en daarom de huisarts mijden: ‘Als ik bel, dan moet ik vast komen en dan loop ik misschien Corona op in de wachtkamer’. 

Meteen na de maatregelen zijn de meeste praktijken letterlijk op slot gegaan. Inloopspreekuren zijn gestopt en niet dringende en chronische zorg werd opgeschort. De teksten van veel websites van huisartspraktijken zijn als volgt samen te vatten: “Blijf weg!” Begrijpelijk in de eerste weken, want zo konden we onze tijd besteden aan triage en beoordeling van mogelijk besmette patiënten. Dit hebben huisartsen erg goed opgepakt, gesteund door de beroepsorganisaties en regionale teams. Ik ben er wel van overtuigd dat de gezondheid van patiënten die geen coronaverschijnselen hebben door het mijden van zorg toenemend bedreigd wordt. Een beeld dat door cardiologen en neurologen wordt herkend. Het wordt tijd om de reguliere zorg weer op te pakken zoals we het willen: nog steeds zorg dichtbij, laagdrempelig en toegankelijk! Maar dan wel op een nieuwe manier. Geen inloopspreekuren, digitaal goed toegankelijke praktijken, meer zorg op afstand met adequate gegevensuitwisseling met patiënten, eHealth, chat en beeldbellen. Dit zijn innovaties die tot nu toe nog maar mondjesmaat plaatsvonden in de huisartsenpraktijken. Hopelijk komen deze ontwikkelingen nu in een stroomversnelling en zijn ze blijvend. Fysieke spreekuren en visites blijven wanneer het medisch noodzakelijk is en worden zo georganiseerd dat de anderhalve meter regel gerespecteerd kan worden. Vooralsnog gecombineerd met aparte spreekuren voor mensen die luchtwegklachten hebben is dit in mijn ogen de volgende verantwoorde stap. 

Dit is het moment om te bedenken hoe we de zorg nieuwe stijl in onze praktijken willen gaan vormgeven en aan de patiënten te laten weten dat we er voor hen zijn. Doorgaan met het leveren van zorg, maar anders georganiseerd en daarmee toekomstbestendig. Een aanpassing van de informatieteksten op veel huisartsenwebsites zou al de eerste stap kunnen zijn. Niet ”Blijf weg!” maar “Wij zijn er voor u. Goede zorg zoals u gewend bent maar in een ander jasje: we organiseren het anders: slimmer en beter”. 

Foute supporter

Ik ben een foute supporter. Ik zit bij elke thuiswedstrijd van Ajax op de tribune en geniet van het prachtige voetbal. Er wordt van alles geroepen om me heen, echter racistische leuzen heb ik nooit gehoord, wel wordt iedereen die verkeerd passt homo genoemd, een conclusie waarvoor volgens mij het wetenschappelijk bewijs ontbreekt. Er wordt van alles geroepen door een deel van de 53.000 coaches. Vooral richting de scheids en dan vooral als hij niet ziet wat iedereen wel ziet, echter Hi Ha hondenlul heb ik nog nooit horen scanderen. Ik hou van de zangkoren, maar zing niet mee met “Ajax Superjoden” omdat ik niet weet of dat nou pro- of antisemitisch bedoeld is, of omdat mensen geen idee hebben wat ze zingen. Ik zit een meter of 20 van het uitvak en kan wel genieten als de gasten harder zingen dan de thuisclub. Maar dat vindt niet iedereen. Boze blikken richting het uitvak, alsof ze echt niet moeten denken dat het gepast is dat er hard gejuicht wordt. Of mensen die hun aandacht vooral op de uit supporters richten en de middelvinger uitsteken als we zelf scoren. Ik kan wel genieten van een mooie pass, passeerbeweging of goal. Wauw mooie bal zeg ik dan, maar dat doe ik alleen hardop als het van de spelers van Ajax is. En al baal ik van een tegendoelpunt; een mooie goal is een mooie goal. Dat gebrek aan onderscheidend vermogen maakt mij ongetwijfeld een foute supporter

Nadenken als kerncompetentie

Ik sla er nog regelmatig een Standaard op na. Handig om te zien wat het laatste wetenschappelijk inzicht is over een bepaald onderwerp. En of ik hem ga volgen hangt van de situatie af, want elk probleem kan zich anders manifesteren. Patienten verschillen van elkaar, hebben andere co-morbiditeit, overgevoeligheden of voorkeuren voor behandeling. Zo zie regelmatig een patient met uitgebreide multipele problematiek die iets anders wil dan de dokters willen of kunnen bieden. Daarbij is het soms balanceren tussen een heart sinking gevoel en het zien van een uitdaging. Maar het vraagt wel steeds om nadenken en dat maakt het huisartsenvak zo uniek: met al onze ervaring en kennis nadenken over complexe problemen om zo samen met de patiënt tot oplossingen te komen: daar zit onze kracht als huisarts.

Een voorbeeld van iemand die goed nadenkt is de Britse huisarts en wetenschapper Iona Heath. Ik ken haar als strijdster tegen overbehandeling en overdiagnostiek en de kunst van het “niets doen” door de huisarts. Ze zal op het komende NHG-Congres op 15 november spreken over de complexiteit van ons werk. Ik kijk er naar uit, want elke keer als ik haar hoorde spreken heeft ze me geïnspireerd.

Huisartsenzorg is beduidend meer dan het volgen van richtlijnen. Als we elke patiënt in een richtlijn willen vangen, hebben we 17 miljoen richtlijnen nodig; een voor elke patiënt. Belangrijker is het om de complexiteit hanteerbaar te houden door patronen te herkennen en handvatten te krijgen om complexe problematiek zo te organiseren dat het goed past in ons dagelijks werk dat hiermee relaxed blijft. Dit ga ik vinden op het komend NHG-Congres. Het gaat hier om de kern van de huisartsartsenzorg met als kerncompetentie niet opzoeken, maar nadenken.